Op de Hinthamerstraat komen een aantal smallere straatjes en steegjes uit. Als we in een daarvan een blik werpen, valt meteen een poortgebouw op, dat misschien wel oud lijkt, maar het niet is. Vandaag nemen we een kijkje achter de voorgevel van: Zusters van Orthenpoort 20. Een ouder poortgebouw op deze plaats gaf eens toegang tot het klooster Ten Orten. Oorspronkelijk was het blijkens het testament uit 1423 van pastoor Thomas van Geffen bestemd voor vrouwen. Zij legden geen geloften af, maar leidden een gemeenzaam leven volgens de statuten van het kapittel van Windesheim. In 1444 besloot Joannes van Wezel, rector van het klooster, ook fraters op te gaan nemen. Zo ontstond het dubbelconvent Ten Orten. In 1435 hadden de zusters het recht gekregen een eigen kapel te stichten, toegewijd aan St.-Andreas en St.-Agnes. Hiervan gingen de fraters ook gebruik maken. In de andere gebouwen leefden de seksen natuurlijk gescheiden. Het aantal vrouwen in het klooster is altijd veel hoger geweest dan het aantal mannen. Zij probeerden veelal de kost te verdienen met het weven van linnen. Hiertegen kwam het gilde van de linnenwevers natuurlijk in opstand. Ook toen de zusters in 1471 probeerden hun weefgetouwen naar Vught te verplaatsen ontstond er hevig protest. Hertog Karel de Stoute greep in en verbood het verplaatsen van de weefgetouwen. In 1481 hadden de zusters wel heel hoog bezoek. Bij gelegenheid van het 14e kapittel van de ridderorde van het Gulden Vlies in de stad, logeerde er hertogin Maria van Bourgondië, samen met haar zoontje, de latere Philips de Schone. Toen in 1629 Frederik Hendrik de stad veroverde, moesten de mannelijke kloosterlingen de stad direct verlaten. Veel waren het er niet meer in het dubbel klooster: drie priesterfraters. De 104 zusters mochten blijven, maar aangezien er geen nieuwe zusters opgenomen mochten worden, was ook dit klooster tot uitsterven gedoemd. Het kloostercomplex raakte in verval. In het begin van deze eeuw stonden er nog drie delen: 'het Pand' (nog steeds aanwezig achterin de Louwse Poort), het materhuis en het poortgebouw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het materhuis zowat gesloopt om aan brandhout te komen. De restanten werden na afloop van de oorlog ook opgeruimd. Er ontstonden restauratieplannen voor het poortgebouw, maar dit stortte eensklaps in. De restauratieplannen verdwenen toen van de tafel en de restanten werden afgebroken. Op dezelfde plaats werd een nieuw poortgebouw opgetrokken door medewerkers van de G.S.W. (Gemeentelijke Sociale Werkplaats), onder toezicht van Gemeentewerken. Het nieuwe poortgebouw werd veel lager dan het oorspronkelijke pand. En waar eens een poort met een ronde boog toegang verleende tot het complex erachter, verscheen een rechthoekige poort, die doorgang biedt naar een pleintje. In 1957 werd het pand als sociëteitsruimte verhuurd aan het HTS-corps. Deze studentenvereniging bestond reeds dertig jaar en had al die jaren van de ene naar de andere ruimte gezworven: meestal in horecagelegenheden. De soos moest uitgroeien tot een trefpunt van de HTS-er na schooltijd: „Hij kan er elke avond z'n neutje nemen als hij dat wil, en er tussen de middag overblijven. Vrijdagsavonds wordt er, voor zover de studie dat toelaat, door het bestuur 'iets georganiseerd' en 'een aparte sfeer geschapen'. Het kan een toepdrive zijn, maar evengoed een lezing door mr. Hilterman”. Er zijn sedertdien in het poortgebouw heel wat wilde feesten geweest, waarbij soms het ergste te vrezen was voor de vloer en waarbij overlast voor de buurtbewoners optrad. Sinds de HTS opgegaan is in de Hogeschool |
monumentcode: SOM1008
|
Deze zusters zijn geen monialen of regulieren, maar vanwege het feit dat ze samenwonen en ook eenvoudig en uniform gekleed gaan, en leven onder een vader en moeder die het bestuur over haar uitoefenen, lijken zij op monialen. In het jaar des Heren 1427 zijn zij met haar congregatie begonnen. Eerst hielden deze zusters verblijf op de plaats van de Heilige Trinitas (op den Triniteit), niet ver van het klooster van de cellebroeders vandaan. Daarna zijn ze verhuisd naar de plaats waar ze nu wonen, namelijk bij het fraterhuis. Later, toen ze met vlas spinnen en weven naarstig haar kost verdienden (want ze waren met 700 zusters), werd haar door de stedelijke beoefenaars van dit handwerk de uitoefening van dit weven verboden. Daarom is de helft van de zusters (die voor het weven geschikt waren) naar Vught gestuurd, naar de plaats waar nu de kartuizers wonen, en daar wijdden zij zich tegen de zin van de wevers in de stad met grote ijver aan haar weefarbeid en maakten grote winst uit haar handenarbeid. Zij hadden daar een kapel en andere kloostergebouwen, maar leefden in gehoorzaamheidaan de vader en moeder van het Bossche klooster, en de zusters in de stad en zij die in Vught woonden, vormden één gemeenschap. Ten slotte namen de zusters die in Vught woonden, in het jaar des Heren 1473 het plan op zich los te maken en af te scheiden van de gemeenschap van en de gehoorzaamheid aan de zusters in 's-Hertogenbosch, door zich een nieuwe vader en moeder te kiezen om aan te gehoorzamen. Zo gauw de zusters in 's-Hertogenbosch dit | 137 |
vernamen, riepen zij onmiddelijk alle zusters van Vught naar 's-Hertogenbosch terug, lieten al haar huisraad per boot naar 's-Hertogenbosch terughalen en verkochten deze plaats in Vught voor 1300 andriesgulden. Maar zij zijn deze geldsom weer kwijtgeraakt door toedoen van de bisschop van Luik, omdat deze verkoop simonie was, daar ze een gewijde plaats als een profane verkochten. Daarna is deze plaats aan de broeders kartuizers gegeven om er te wonen en zij deze plaats nog tot op de dag van vandaag. | 139 |
Bij het doorlezen van het oud-notarieel archief van 's-Hertogenbosch over de periode na 1629, het jaar van de capitulatie van de stad, valt het grote aantal testamenten op dat gepasseerd wordt door "religieuzen in het convent van de zusters van Orthen". Aan dit klooster, dat al enkele eeuwen geleden verdwenen is, herinnert nu nog een doodlopend zijstraatje van de Hinthamerstraat: de Zusters van Orthenpoort. Eertijds stond hier de poort die toegang gaf tot het convent van de Zusters van Orthen, dat zijn ontstaan dankt aan ridder Johan van Orten, die zijn goederen bij testament van 1409 daartoe bestemd had.1,2) Met behulp daarvan hebben de "Broeders des gemeenen Levens" te Zwolle omstreeks 1424 dat klooster opgericht. Kort daarna vestigden zich de zusters in dit convent. In 1434 stond Jan van Heinsberg, prins-bisschop van Luik, de zusters toe een eigen kapel te hebben, welke gewijd werd aan St. Andries en St. Agnes.3) Zo werden de "zusters" toegevoegd aan het mannenklooster Domus Sancti Andreae en ontstond een dubbelklooster.4,5). De zusters van Orthen waren geen eigenlijke nonnen. Zij legden geen kloostergeloften af, maar beleefden een gemeenzaam leven naar de wijze van de fraters des gemeenen Levens en naar de statuten van het Kapittel van Windesheim.6) De statuten of "gewoonten" van het convent omvatten 50 artikelen. De zusters van Orthen vonden hun bestaan in het weven van linnen. Hoewel het aantal Broeders van de H. Andreas maar weinig in getal schijnen te zijn geweest, werd het vrouwenconvent bevolkt door talrijke zusters en in het midden van de vijftiende eeuw zouden er wel 700 zusters aanwezig geweest zijn. De verenigde conventen besloegen een groot terrein, dat zich van de Hinthamerstraat uitstrekte tot de stadswal. Dit klooster werd -evenals alle andere kerkelijke goederen- in 1629 na de val van 's-Hertogenbosch door de Staat genaast.7) De zusters mochten in het klooster blijven wonen totdat zij uitgestorven waren. In 1629 telde het klooster drie priesters en 104 nonnen; in maart 1663 waren er nog 24 over. De laatste non was Catharina van Witfeldt, die in 1682 in het vrouwenconvent te Maaseijk overleed: zij trok uit de conventsgoederen te 's-Hertogenbosch een jaarlijks pensioen. Op 24 november 1692 werd het Zusters van Orthen klooster door Johan Baron van Leefdael, rentmeester-generaal der Episcopale en andere goederen, verkocht. Tot de Zusters van Orthen behoorden de onderstaande conventialinnen, die hun testament te 's-Hertogenbosch lieten passeren8): Niclaesken dochter van Jan Claes ABEN.9) (Eerdere testamenten: 16-9-1639, N 2688; 31-5-1641, N 2688; 3-12-1649, N 2691 f 441v, tijdens ziekte; 9-11-1650, N 2692 f 167; Revocatie 24-4-1651.) 6-12-1650 N 2692 f 183. Catharina dochter van Andries ADRIAANS, van St Oedenrode.10) 6-8-1636 N 2687 f 207. Jenneke dochter van Daniel ANCHEMS. 6-8-1636 N 2687 f 209v. Catharina ANDRIES. De testatrice is ziek wegens een accident aan haar benen. (Eerdere testamenten: 7-11-1645, N 2691 f 86v; 14-6-1651, N 2692 f 226v.) 20-10-1653 N 2693 f 75v. Margriet Martens van ARENDONCK. 17-7-1636 N 2687 f 199v. | 133 |
Geertruijd dochter van wijlen Jan Francken BALLIAERTS (BAILJAIRS). (Eerdere testamenten: 19-10-1634, N 2687 f 135v; 6-11-1647, N 2691 f 372v; 10-12-1647, N 2691 f 374). 30-1-1654 N 2693 f 81v. Peterke BARTHOLOMEUS. 11-6-1650 N 2692 f 130v. Jenneke dochter van wijlen Peeter Joosten van Beeck. De testatrice is ziek. 10-4-1654 N 2693 f 134. Lijske dochter van wijlen Jan Joachim van BERCHEM. 10-6-1652 N 2692 f 392v. Arike dochter van Jan Claes Driesse van BERCKEL. 26-6-1661 N 2694 f 274v. Maria dochter van Jan van BERSE. De testatrice is ziek. (Eerder testament: 28-1-1633, N 2687 f 88.) 1-4-1660 N 2694 f 173. Lijsbeth dochter van Andries BOOM, van Vessem. (Eerder testament: 25-8-1636, N 2687 f 222v.) 24-9-1660 N 2694 f 190v. Jenneke Henricx van BOXTEL. 16-9-1639 N 2688. Aelken dochter van wijlen Claes Michiels ANDRIESSEN VAN BREE. 25-8-1636 N 2687 f 220v. Geertruijd dochter van Dirck BROUWERS, moeder van het convent. (Eerder testament 28-4-1654, N 2693 f 145.) 30-12-1667 N 2695. Adriaantken dochter van Walraven DACHVERLIES. De testatrice is ziek. Overleden op 10-1-1666. 9-1-1666 N 2695 f 95v. Arike dochter van Hendrick EMMEN, van Oisterwijk. De testatrice is ziek. 6-4-1635 N 2687 f 154. Anneke dochter van Cornelis Willems van ESCH. 25-8-1636 N 2687 f 222. Marike dochter van Cornelis Willems van ESCH. 25-8-1636 N 2687 f 222. Catharina Goijaerts FRANSSEN. 17-7-1636 N 2687 f 202. Arijke dochter van Jan van GORCUM. 3-12-1650 N 2692 f 171v. Griettien dochter van Mertens van GORP. De testatrice is ziek. 7-9-1656 N 2693 f 323. Margriet GREVENS, van Balen. De testatrice is ziek "van de kinderpocxkens". 25-1-1633 N 2687 f 87. Anneke dochter van Bartholomeus GROEFNAGELS. 25-8-1636 N 2687 f 221. Berber HAVENS. De testatrice is bejaard en ziek. 8-1-1638 N 2688. Merike dochter van wijlen Jan Hendrick HEESMANS. 25-8-1636 N 2687 f 223. | 134 |
Jenneke Gerits van HELMONT. 6-8-1636 N 2687 f 208. Lijntken dochter van Gerits van HELMONT. 6-8-1636 N 2687 f 208. Geertruijd HENDRICX, van Lommel. De testatrice is ziek "van de kinderpocxkens". 25-1-1633 N 2687 f 86. Merike dochter van Joseph Jacobs van HERETHUM, van St Oedenrode. 6-8-1636 N 2687 f 210v. Jenneke Dirck van HERPERSCHAIJK. De testatrice is ondermoeder van het convent. (Eerder testament: 25-10-1662, N 2694 f 94.) 9-11-1667 N 2695. Ghijsbertke dochter van Thonis Jansen van HERPERSCHAIJK. 25-8-1636 N 2687 f 224v. Clara dochter van wijlen Jan van HOUT. De testatrice is ziek. Overleden 26-10-1646. 13-5-1644 N 2690 f 437. Anneke dochter van Jan JANSEN, van Wetten. 25-8-1636 N 2687 f 224. Metje dochter van wijlen Arndt JANSSEN. De testatrice is ziek. Overl. 4-3-1649. (Eerder testament: 22-6-1645, N 2691 f 49v: Revocatie: 1-3-1649.) 1-3-1649 N 2692 f 3v. Marike dochter van Joseph JACOBS. De testatrice is ziek. 24-7-1652 N 2692 f 402. Margriet JOESTEN, van Lommel. 28-1-1633 N 2687 f 89. Marike dochter van Bastiaen JORISSEN. 25-8-1636 N 2687 f 219v. Genoveva dochter van Adriaan Andries CUIJPERS. 17-7-1636 N 2687 f 200v. Jennek LAUREIJSSE. De testatrice is overleden op 3-4-1663. Inventaris van haar nalatenschap is opgemaakt op haar sterfdag. 3-4-1663 N 2695 f 1v. Geertruij Dircks van LIESHOUT. 17-7-1635 N 2687 f 162. Lijske dochter van Lenaert MEUSSEN. De testatrice is overleden op 31-12-1662. 6-11-1662 N 2694 f 343. Mertie Joosten van MIERLO. Besloten testament gepasseerd te 's-Hertogenbosch tijdens de ziekte van de testatrice op 22-12-1650. De testatrice is overleden op 7-3-1651. Het testament is geopend op verzoek van haar broeder Goijaert Joosten van Mierlo. 10-3-1651 N 2692 f 197. Dingna dochter van Bastiaen Engelen MOUTMAECKERS, van Loemel. 6-8-1636 N 2687 f 212. Lijske dochter van Willem MOUTMAECKERS, van Loemel. 6-8-1636 N 2687 f 213v. Grietken dochter van Hendrick Maessen van OOSTHAM. 6-8-1636 N 2687 f 215. Neeltken dochter van Marten PETERSEN. 6-8-1636 N 2687 f 213. | 135 |
Barbel dochter van wijlen Jan PETERSEN. 27-8-1636 N 2687 f 226. Jenneke dochter van Dierck Joosten van SCHAIJK. 6-8-1636 N 2687 f 214v. Merike dochter van Wouter SCHOTELS, van Luijcksgestel. 25-8-1636 N 2687 f 223v. Jenneke dochter Arndt Roeloffs van TARTWIJCK. De testatrice is ziek ten gevolge van een accident. (Eerder testament: 5-5-1656, N 2693 f 303.) ..-7-1656 N 2693 f 317. Merijke dochter van Arndt Hendrick THONIS. 29-9-1647 N 2691 f 351v. Jenneke dochter Geraerts VERHALLEN. 5-6-1657 N 2693 f 387v. Maria Jan VERHOEVEN. (Eerder testament: 28-1-1633, N 2687 f 90.) 26-10-1650 N 2692 f 169. Mechteld dochter van Willem Hendrick VOGELS. Donatio inter vives. De testatrice is overleden op 4-11-1667. 15-10-1667 N 2695 f 133v. Dingen dochter van wijlen Jacob Janse van WAELRE. 25-8-1636 N 2687 f 225. Peterke dochter van Bartholomeus WERNAERTS, van Venroij. 25-8-1636 N 2687 f 211. Anneke dochter van wijlen Cornelis WILLEMS. De testatrice is ziek. Overleden op 12-9-1654. 22-8-1654 N 2693 f 163. Marijke dochter van wijlen Cornelis WILLEMSEN. De testatrice is ziek. 22-12-1654 N 2693 f 191. De vermelde nummers zijn de nummers van de notariële protocollen, die zich alle bevinden in het Gemeente-archief van 's-Hertogenbosch. | 136 |
Noten | |
1. | Schutjes, L.H.C., R.K. priester en pastoor te Orthen: Geschiedenis van het Bisdom 's-Hertogenbosch, Deel IV, f 477, St. Michielsgestel 1873. |
2. | Sasse van Ysselt, Jhr. Mr. A.F.O. van, De voorname Huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, III, f 133, Adr. Heinen BV, 's-Hertogenbosch 1975. |
3. | Deze kloostergemeenschap vindt men gemeenlijk vermeld als: Convent van de Susteren van Orthen en der Vergaderinghe van St. Andreas apostel, binnen 's-Hertogenbosch. |
4. | Hoewel het een "dubbelklooster" was, leefden de fraters en de zusters in gescheiden gebouwen. Zij hadden alleen de kloosterkerk gemeen, terwijl de rector van het Zusters van Orthen Convent tevens Overste was van het gehele dubbelklooster. |
5. | Deze combinatie van fraters en zusters was een merkwaardigheid. De R.K. kerk heeft de dubbelkloosters herhaaldelijk verboden, terwijl ook de kloosterhervormers steeds tegen een dergelijk soort kloosters hadden geijverd. |
6. | Dijck, Dr. H.Th.M. van: De constituties der Windesheimse vrouwenkloosters vóór 1559. Dissertatie Nijmegen 1986, Centrum voor Middeleeuwse studies, Nijmegen 1986: |
7. | Bij de capitulatie van 's-Hertogenbosch in 1629 werd bepaald, dat de manlijke bewoners van de kloosters de stad moesten verlaten. De vrouwenkloosters werden wel genaast, doch de bewoonsters mochten blijven wonen. Daar de kloostergemeenschappen geen nieuwe nonnen meer mochten opnemen, stierven ze uit (reductie). Hoewel op 27-8-1652 Jacques van Casteren, president-schepen van 's-Hertogenbosch verklaarde, dat het convent van Orthen een laicale vergadering is, dat de zusters geen enkele kloostergelofte hadden afgelegd en dat er geen enkele overeenkomst met de andere kloosters valt vast te stellen, werd door de centrale regering dit convent toch als klooster beschouwd en tot de clericale goederen gerekend (N 2692 f 455). |
8. | De testamenten van de Zusters van het Convent van Orthen zullen eveneens opgenomen worden in de verzameling testamenten, gepasseerd voor notarissen te 's-Hertogenbosch (1581-1700), dat in voorbereiding is en in de herfst van 1988 gereed zal zijn. |
9. | In 1639 wordt zij vermeld als Abels. |
10. | Een aantal zusters heeft als familienaam een plaatsnaam, d.w.z. het is niet altijd duidelijk of het een familiehaam is of een herkomst naam. In geval van twijfel is de plaatsnaam als familienaam beschouwd. |
Tegenover het voormalig klooster der Clarissen stond oudtijds aan de Hinthamerstraat eene poort, die in eene Bossche schepenakte van 1504 genoemd wordt de Colverspoort, doch reeds in 1623 heette de Zusters van Orthenpoort, welken naam die poort, voor zooverre zij thans nog bestaat, ook nu nog draagt. Laatstgemelden naam ontleende zij aan het klooster, dat achter die poort stond en dat der Zusters van Orthen geheeten werd, omdat het zijn ontstaan dankte aan ridder Johan van Orthen, doordien deze daartoe bij zijn testament van 1409 zijne goederen had bestemd. Met behulp daarvan hebben daarop de Broeders des gemeenen levens te Zwolle omstreeks het jaar 1424 dat klooster opgericht en aan het hoofd daarvan gesteld hunnen medebroeder, den priester Johannes van den Zande 1).
De zusters, welke daarna in dit klooster kwamen, waren geen eigenlijke nonnen, want kloostergeloften legden ook zij niet af; zij leidden alleen maar met elkander een gemeenschappelijk leven volgens de Statuten van de Broeders des gemeenen levens.
Omstreeks het jaar 1444 werd dit klooster een zooge-
| 133 | ||||||||
naamd dubbelklooster, d.w.z., dat er bij kwam een mannenklooster onder naam van domus Sancti Andreae. Dit was eene groote merkwaardiglieid, omdat deze combinatie van een mannen- met een vrouwenklooster de eenige was van de Broeders des gemeenen levens; hun stelregel was o.a. toch: quod sine licentia rectoris nemo in locutorio aut ante portam cum femina qualibet colloquium habeat; te meer was die combinatie eene merkwaardigheid, omdat de dubbelkloosters herhaaldelijk door de Katholieke Kerk verboden waren en de kloosterhervormers steeds tegen dergelijk soort van kloosters hadden geijverd. De Broeders van den H. Andreas woonden, ondanks dat het klooster van hen en de Zusters van Orthen een dubbelklooster was, daarom nog niet met haar onder een dak; zij bewoonden toch een gebouw, hetwelk van dat dezer zusters was afgescheiden; alleen hadden zij met haar de kloosterkerk gemeen en was hun rector tevens de overste van het geheele dubbelklooster. Ook deze broeders legden geene kloostergeloften af; zij leidden alleen maar met elkander een gemeenschappelijk leven 2) volgens statuten, welke nagenoeg gelijk waren aan die der Broeders des gemeenen levens. Zij schijnen maar weinig in getal te zijn geweest. Zeer talrijk waren daarentegen de Zusters van Orthen; haar aantal zoude wel 700 hebben bedragen. Zoo schreef dan ook Cuperinus 3) dat toen Koning Christiaan van Denemarken in 1521 te den Bosch „gecomen was in den heiligen Geest, om te sien twee groote bussen, die in 't (dat) Godshuys lagen, hy werd geleyt in den susterenclooster van Orten, dat welcke hy rondsomme bewandelde en hy dede allen die susteren mit paren beneven hem gaen en hy verwonderde hem seer van die groote menichte der susteren, die doen in dat clooster was”. De Zusters van Orthen vonden haar bestaan in de
| 134 | ||||||||
linnenweverij. Dit blijkt o.a. uit een charter van Karel den Stoute van 27 April 1474, berustende in de verzameling handschriften van het Prov. Gen. van K. en W. in Noordbrabant, vermits daarin over die Zusters het volgende voorkomt: „Les seurs de la maison Saint Andrien de Orthen en nostre ville de Bois le Duc nous ait esté exposé et remonstré comment en la dite maison de Saint Andrien a été d'ancienneté et encores est à présent une notable congregation de femmes y vivans en commun et con ensemble et gaignans leur vie honnestement à filer et faire linges et ja soit ce que les dites femmes ou seurs ne soient dans une religion ou profession, ains (mais?) ajant franc arbitre de pouvoir yssir et partir de la dicte maison de Sainct Andrien quant bon leur semble et comme personnes layes eulx mettre en estat de mariage ou autrement en leur plaisir”. Volgens Schutjes t.a.p. IV blz. 479 kwam het Bossche Weversgilde 4) doch volgens van Heurn Beschrijving de Regeering van den Bosch er tegen in verzet, dat de Zusters van Orthen linnen weefden, op grond dat hare burgerij er te veel schade door leed; om die reden zette omstreeks het jaar 1435 het grootste gedeelte der Zusters van Orthen zich als succursaal van het Bossche klooster te Vught neder, alwaar het alstoen de linnenweverij ging uitoefenen; ook bouwde het daar toen eene kapel 5). In 1473 wilden de Zusters van Orthen, welke zich te Vught hadden nedergezet, zich van het Bossche moederhuis losmaken en een eigen pater en mater kiezen, doch zoodra kwam dit niet aan de Bossche Zusters van Orthen ter oore of dezen begaven zich met vele pleiten en schuiten naar Vught, van waar zij hare collega's met haar huisraad naar haar klooster in den Bosch brachten; van toen af aan waren al
| 135 | ||||||||
de Zusters van Orthen daar weder bijeen en verkochten zij daarop in hetzelfde jaar 1473 het succursaal te Vught voor 1300 Andriesgulden aan Arnold van Herlaer en zijne echtgenoote Aleydis Piecke, die het overgaven aan de Karthuizers van Olland, welke zich daarna er in nederzetten 6); de Bisschop van Luik ontnam haar echter het geld, dat zij er voor gekregen hadden, omdat hij het succursaal te Vught als eene gewijde plaats en daarom den verkoop daarvan als simonie beschouwde. In het jaar 1481 logeerden in het klooster der Zusters van Orthen Maria van Bourgondie, de gemalin van Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk en hun driejarig zoontje Philips, dat later den naam kreeg van Philips den Schoone; zij gaf tijdens haar verblijf in dit klooster daaraan eene som gelds om daarvoor een nieuw altaar te laten maken.
Het klooster der Zusters van Orthen bezat te den Bosch, behalve de eigenlijke kloostergebouwen en de reeds gemelde kloosterkerk, welke aan den H. Andreas, apostel en de H. Agnes was toegewijd, ook nog groote tuinen, welke zich uitstrekten van af de Schilderstraat tot aan de straat, genaamd In de Boerenmouw en die doorliepen tot aan den Wal.
Hoewel het, als gezegd, geen eigenlijk klooster was, werd toch het klooster der Zusters van Orthen na de reductie van den Bosch in 1629 door den Staat genaast; deszelfs Zusters mochten daarin evenwel blijven wonen totdat zij uitgestorven waren, wat omstreeks 1692 zal zijn geschied, want op 24 November van dat jaar werd door Johan baron van Leefdael, heer van Liessel, oud-president schepen en raad van den Bosch, in zijne hoedanigheid van rentmeester-generaal der Episcopale en andere geestelijke goederen, het Zusters van Orthenklooster verkocht, alsmede 't huys hier hevoren bewoont by de major-commandant der stadt, welk huis ook een deel van dit klooster schijnt geweest te zijn en in de straat de
| 136 | ||||||||
Boerenmouw stond. Deze goederen werden in de daarvan opgemaakte Schepenakte van den Bosch (Reg. n° 507 f. 295) aldus omschreven:
| 137 | ||||||||
| 138 | ||||||||
Van Heurn zegt in zijne Beschrijving, dat na dezen verkoop: de kerk en verscheide gebouwen van dit klooster zijn afgebroken en de plaats (er van) in moestuinen veranderd; veele gebouwen van hetzelve zijn echter thans nog in weezen; een van die word door den eigenaar bewoond, en de overige verhuurd; eenige perceelen zijn (later) afzonderlijk verkogt, waarop burgerhuizen gebouwd zijn.
Van het klooster der Zusters van Orthen zijn thans nog overig een poorthuis en het huis van de Mater, welke gebouwen staan over de Dieze, aan het eind van de straat, de Zuster van Orthenpoort genaamd, alsmede het zoogenaamde Pand, dat aan het einde van het straatje, de Louwsche poort geheeten, en wel aan de overzijde der Dieze staat en thans genummerd is 47. Dit laatste gebouw is met eenen daarbij behoorenden tuin door genoemden Rogier van Heze gemaakt tot eene stichting, bestemd tot huisvesting, tegen betaling eener geringe huur, van onvermogende, alleen zijnde mannen en vrouwen. Het merkwaardige van deze stichting is, dat aan haar geen testament of andere schriftelijke wilsuiting van den oprichter ten grondslag ligt, maar dat haar substraat enkel en alleen is zijn mondelinge en alzoo niet beschreven wil. Waarschijnlijk uitte Rogier van Heze zijnen wil tot oprichting van die stichting slechts mondeling, omdat het met de stichting van Hesther van Griensven gebeurde hem zal hebben afgeschrikt om eene stichting bij testament of andere akte in het leven te roepen. Zijne rechtverkrijgers hebben steeds zijnen wil geëerbiedigd en zoo is het geschied, dat de stichting van Rogier van Heze ten slotte een zelfstandig bestaan heeft gekregen, ondanks dat daarvan geen stukje papier aanwezig is en dat zij nog altijd bestaat. Dientengevolge wonen ook nu nog, tegen eene zeer lage huur, onvermogende mannen en vrouwen
| 139 | ||||||||
in het Pand; bovendien worden hun sedert de laatste jaren uit de inkomsten dezer stichting van tijd tot tijd uitkeeringen in brood en steenkolen gedaan. Regenten van die stichting waren gedurende de laatste 100 jaren grootvader, vader en zoon van Meeuwen, welke laatste was de oud-president van het Gerechtshof te den Bosch, Jhr. mr. Petrus van Meeuwen, die zich enkele jaren als mede-regent had toegevoegd Eduard van de Mortel, ook wonende aldaar. | 140 |
Noten | |
1. | D. M. Schoengen Jacobus Trajecti alias de Voecht narratio p. 80. |
2. | Over hun verzet tegen hunnen rector omstreeks het jaar 1459 zie men Dr. Schoengen t.a.p. blz. 129-130. |
3. | Dr. C.R. Hermans Kronijken p. 86. |
4. | Eerst in 1509 kreeg dit Gilde van de Bossche Regeering eene kaart. |
5. | De Zusters van Orthen hadden ook nog eene nederzetting op de Pettelaar onder St. Michielsgestel en kregen in 1462 vergunning om aldaar eene kapel te bouwen. |
6. | J. van Oudenhoven l.c. p. 121. |
7. | Mathijs Smits was later schout van Wijk bij Heusden en zijne vrouw was Francina Buys, die na zijnen dood hertrouwde met Jacob Lange. Den 12 Maart 1743 (Reg. no 561 f. 154 vso) verkochten hunne erfgenamen, zijnde: a. Bernardus van Bangstee, president-schepen van Heusden en Johan Rietvelt, procureur te den Bosch, als voogden over de minderjarige kinderen van genoemde echtelieden; b. Johanna Smits, eerst weduwe van Hendricus Draak en later van Willem Moringh, zoo voor zich en als zich sterk makende voor de kinderen, gesproten uit haar eerste huwelijk; c. Jacobus van der Wal, als gehuwd met Cornelia van der Does; Mathijs Smits en Cornelis van Vlijmen, als gehuwd met Francina Smits, kinderen en kindskinderen van Mathijs Smits en Francina Buys, aan Jacobus van der Wal voornoemd: den koop sub IV, die nu omschreven werd als: 1. vier hooge huizen met hunne erven en met den stal van het Zuster van Orthenklooster, strekkende de erven van voren tot aan de hekkens van den gemeenen weg en op zijde, alswaar de stal is, ten einde van denzelve en voorwaarts tot aan den sloot, zijnde nu een klein moestuintje; 2. zeven huizen, rechts en links van de poort van het klooster met eenen grooten zolder zoo boven die poort als boven eenige van die huizen, mitsgaders het ledig erf, alwaar bevorens de bierbrouwerij heeft gestaan, met het erf daarbij behoorende. Genoemde van der Wal betrok een dezer huizen metterwoon. |
8. | Het origineel van deze kaart berust in het archief der gemeente den Bosch, de copie daarvan in de verzamelingen van het Prov. Genootschap van K. en W. in Noordbrabant. |
9. | De gezusters Barbara en Anna van Gestel verkochten dezen koop 28 April 1698 aan Willem van Hulst, welke dien 16 Februari 1703 weder verkocht aan Rogier van Heze (nu genaamd van Heesch (Reg. no 484 f. 122) |
10. | Toen Dirck van 's Gravesande, raad van den Bosch en ontvangergeneraal der Beurzen en Nicolaas van Blotenburg, procureur te den Bosch, in hunne hoedanigheid van curators over de nalatenschap van Simon Coenraet Lintworm dezen derden koop 29 Nov. 1701 (Reg. no 514 f. 226 vso) verkochten aan mr. Jacob Comans, rentmeester der kerken te den Bosch, werd in de daarvan opgemaakte akte gezegd, dat voorschreven weg was de Schilderstraat. |
11. | In voorzegde akte staat dat dit erf was het erf der huysinye, bewoond door den Commandeur van den Bosch. |
Oorspronkelijk ingericht als nonnenklooster. Later is het tot in de zeventiende eeuw in gebruik geweest als zogenaamd dubbelklooster, dat wil zeggen voor zowel vrouwen als mannen. Na de opheffing van het klooster in 1629 werden de gebouwen geleidelijk verkocht en afgebroken. Het mannengedeelte van het klooster verdween in de loop van de achttiende eeuw, het vrouwengedeelte bleef tot in de twintigste eeuw in gewijzigde vorm aanwezig, onder de naam Materhuis. Tegenwoordig is alleen nog het voormalige refter als laatste restant van het klooster overgebleven. Het oude poortgebouw aan de Dieze werd na de Tweede Wereldoorlog gesloopt en vervangen door een op het orgineel geïnspireerde nieuwbouw. | 75 |
1423 |
Blijkens het testament van Thomas van Geffen, pastoor van Wijshagen, bestaat er in de Hinthamerstraat het klooster van de Zusters van Orthen, die geen geloften afleggen, maar een gemeenzaam leven leiden volgens de statuten van het kapittel van Windesheim. Hun patroonheilige is Sint Andreas. Zij voorzien in hun onderhoud vooral door het weven van linnen, waartegen natuurlijk het weversgilde in verzet komt. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1452 |
De zusters van het Gemene Leven van het Orthenconvent voorzien in hun onderhoud door te weven; dit zeer tegen de zin van de stad. Zij proberen zich aan de verboden van het stadsbestuur te onttrekken door hun weefgetouwen naar Vught te verplaatsen. Tevergeefs, want hertog Filips de Goede (later ook hertog Karel de Stoute) steunt de stad. De eerste ordonnantie tegen deze ontduiking van het convent dateert van 1452. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1471 |
De zusters van het Orthenconvent hebben een complete weverij en spinnerij. De gilden protesteren fel en de zusters proiberen opnieuw hun weefgetouwen naar Vught te verplaatsen. Eén jaar later (op 7 april 1472) verbiedt hertog Karel de Stoute de verplaatsing van deze weefgetouwen naar Vught. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1481 |
Maximiliaan roept het veertiende Kapittel van de orde van het Gulden Vlies te 's-Hertogenbosch bijeen. Tijdens zijn verblijf in Den Bosch logeert Maximiliaan in het Predikherenklooster. Zijn vrouw en zoontje Filips (drie jaar oud en later 'de Schone' genoemd) verblijven in het klooster van de Zusters van Orthen. Bron: Kroniek van 's-Hertogenbosch |
|
1507 |
In het jaar des Heren 1507 kochten de Zusters van Orthen de cijns van het bier af voor 1800 gulden op voorwaarde dat ze weer de cijns daarover moesten betalen, zodra de stad haar dit geld gerestitueerd had en dit zes maanden voor het verstrijken van de betaaltermijn aangekondigd had. Bron: Kroniek van Molius |
1728 |
Resoluties van de Raad van Statemaandag 26 juliMissive van de graaf van Hompesch generaal der cavalerie te 's-Hertogenbosch inhoudende dat haar Ho: Mo: in een resolutie van 26 april jl. hebben gelieven te verstaan dat een zekere schuur van het klooster van de Zusters van Orthen zou worden opgeruimd tot stalling van de paarden van het regiment van de brigadier Van Wassenaar alsmede de Sint Barbarakapel waar de kribbe en de ruiven voor het grootste deel nog ontbreken in genoemde schuur en ook alle palen en latierbomen [= balk die op 1 ½ m tussen de paarden hangt en aan het plafond is bevestigd], als ook dat ten tijde toen de Barbarakapel aan de magistraat is overgelaten de kribben en ruiven palen en latierbomen er toen zijn uitgehaald en dat daarom zowel de schuur als de kapel tegenwoordig niet geschikt zijn om daar de paarden in te stellen als ze uit de wei komen. Na deliberatie is besloten aan de gouverneur of bij diens afwezigheid aan de commanderend officier als ook aan de aanwezige ingenieur te autoriseren om publiek, op approbatie van de Edele Mogenden te mogen aanbesteden de stallingen in orde te maken in het klooster van de Zusters van Orthen en op de verdere inhoud van de missive de retroacta zullen worden nagekeken.Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)
|
|
1728 |
Resoluties van de Raad van Statemaandag 9 augustusMissive van de commanderende officier en de aanwezige ingenieur te ’s-Hertogenbosch i.v.m. de stallingen voor de paarden in de schuur van het klooster van de Zusters van Orthen aangenomen door Cornelis van Warmont voor een bedrag van 540 gl. met tevens toezending van de opgemaakte bestekken.Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)
|
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 77, 261-262, 271-272
J.A.M. Hoekx e.a., Vruchten van de goede en de slechte boom : Heyman Voicht van Oudheusden over de godsdiensttwisten in zijn stad 's-Hertogenbosch en in Breda (1577-1581) (2008) 91
L. van de Meerendonk, Het klooster op de Eikendonk te Den Dungen II (1964) 2, 3, 5, 6, 13, 21, 33, 50, 54, 64, 68, 114
L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contra-reformatie IX (1967) 112, 118, 119, 120, 122, 125, 126, 129, 131, 138, 211, 212, 243, 254
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 95n, 99
Jan Sanders, Kroniek van Molius (2003) 65, 137, 183, 184, 195, 196, 231, 295
Jan Sanders, 'Verkloostering in het vijftiende-eeuwse 's-Hertogenbosch' in: Noordbrabants Historisch Jaarboek 33 (2016) 87-90
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 477-483
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 52
Varia Historica Brabantica III (1969) 240
Ch. C.V. Verreyt, 'Brand in het klooster der zusters van Orten te 's-Hertogenbosch in 1629' in: Taxandria (1925) 150-155
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 186-187